Planetoïden
Er zwerven miljarden steenbrokken, planetoïden, door ons zonnestelsel.
Ruim 90% daarvan bevindt zich in een ring tussen de banen van Mars en Jupiter, de planetoïdengordel.

Astronomen kennen deze planetoïdengordel sinds Ceres in 1801 ontdekt werd.
Planetoïden bestaan uit steenachtig materiaal, dat 4,6 miljard jaar geleden overbleef na de vorming van de planeten en hun manen.

Waarschijnlijk konden deze resten, uit de beginperiode van het zonnestelsel, door de zwaartekracht van de nabijgelegen planeet Jupiter niet uitgroeien tot een planeet.

De kleinste zijn zo groot als een rotsblok, de grootste gemiddeld tientallen kilometers.
De grootste planetoïde was Ceres, met een doorsnede van 952 kilometer. Deze planetoïde is nu echter een dwergplaneet geworden, zoals Pluto. De grootste planetoïde is daarom nu de nummer twee, Pallas (544 kilometer doorsnede).
Op Ceres na, die vrijwel rond is, lijken alle planetoïden op aardappels.


De planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter

Planetoïden in de planetoïdengordel cirkelen in enkele jaren om de zon en draaien in enkele uren of weken om hun as.
Sommigen vliegen buiten de planetoïdengordel en hebben vaak een ellips-omloopbaan die hen dicht bij de aarde brengt (aardscheerders).

Planetoïde Eros is zo'n aardscheerder.

Eros is de best onderzochte planetoïde. De ruimtesonde NEAR maakte verschillende opnames van Eros, voordat deze in februari 2001 op de planetoïde landde.

Bron: Galileo
Planetoïde Ida met maantje Dactyl (rechts)

Een andere opmerkelijke planetoïde is Ida.
Dit rotsblok heeft gezelschap van een ander rotsblokje, een klein maantje, Dactyl.
Deze maan werd in 1993 ontdekt door de Galileo-sonde, toen deze langs de planetoïde vloog, op weg naar Jupiter.

Ook aan de rand van ons zonnestelsel bevindt zich een gordel van ijzige ruimtekeien, de Kuipergordel.
In 1992 zijn voor het eerst planetoïden in deze gordel waargenomen.